Geschreven door Tim Koning & Susie Cats:
in gesprek met voormalig ijshockeyer
ron berteling
Plezier, presteren en ontwikkelen
YAAP werkt samen met IJshockey Nederland, waarbij we de nationale teamcoaches begeleiden. Dit doen we aan de hand van een aantal masterclasses, intervisie-sessies en individuele bijeenkomsten. Op het ijs, in een zaal en vooral met elkaar. In het kader van dit project spraken we met Ron Berteling, oud-ijshockeyspeler en één van de weinigen in Nederland die uit is gekomen op de Olympische Spelen van 1980 in de VS. Het leverde een fijn, emotioneel gesprek op.
Een enorme bewijsdrang die voortkwam uit onzekerheid, pure onzekerheid.
Zeg Ron hoe kijk jij eigenlijk terug op je carrière?
Als een wereldtijd, ik stond als 7-jarige al op de ijsbaan. De ijsbaan was eigenlijk mijn speeltuin, ik heb altijd vanuit het plezier op de baan gestaan. Ik speelde op mijn vijftiende soms al vier wedstrijden per weekend. Moe werd ik niet, ik vond het leuk. Naarmate je ouder wordt gaan andere belangen ook meespelen, waarin het tot mijn 14/15e altijd vrijblijvend was en plezier voorop stond gaan resultaten steeds zwaarder tellen als je in de senioren speelt.
Plezier in de sport verloren
Een enorme bewijsdrang die voortkwam uit onzekerheid, pure onzekerheid. Ik wilde het goed doen. Ineens spelen er meerdere belangen mee. En fouten maken helpen daar niet bij, een fout is weer een verkeerd woord, verkeerde beslissingen nemen, dat je het ten opzichte van je teamgenoten goed doet en een bepaald soort respect afdwingt binnen je team. Eerder werd ik door Theo van Gerwen de bewaker genoemd, ik heb dat zelf nooit zo ervaren maar ik vind het wel een compliment.
Met een 55-jarige leeftijd werd je de oudste spelers die actief was op het hoogste niveau in Nederland. Bijna 50 jaar nadat je voor het eerst op die ijsbaan stond. Wat wil je daarover kwijt?
Toen ik mijn 55e nog het ijs opstapte speelde ik samen met mijn zoon. Het is een moment dat me altijd bij blijft. Ik heb altijd wel veel wedstrijdspanning gehad, maar toen helemaal. Ik wist niet waar ik fysiek en conditioneel stond en wat ik kon verwachten, ik was er zo lang uit geweest.
Hoe ga je om met wedstrijdspanning?
Ik keerde altijd sterk naar binnen, veel bijgeloof en een pre-performance routine. Ik wilde altijd als laatste de kleedkamer uit. Ik had een bepaalde druk, die niet van buitenaf kwam. Het kwam van binnen, ik wilde niet afgaan. De eerste 5-10 minuten was echt overleven. Elke wedstrijd was anders. Ik had een bepaalde routine en wilde altijd laten zien dat ik het kon. Door die routine kon ik een aantal rustmomenten voor mezelf inbouwen. Er gaat dan ook van alles in mijn hoofd om: Ben ik moe? Kan ik het nog wel? Ben ik mijn snelheid verloren?
Over snelheid gesproken… Ik moest in de tijd dat ik 16/17 was ook regelmatig naar de tandarts en weet je wat het gekke is, ik dacht bij elke vulling die ik kreeg dat ik zwaarder werd en daarmee snelheid op het ijs zou verliezen. Dat is echt waar. Wat je mind je wel niet allemaal wijs kan maken.
Hetzelfde gold eigenlijk voor mijn stick en het blad. Als je gaat kijken naar het blad dan zie je dat het vaak vol zit met tape voor een betere grip. Ik deed altijd maar een klein stukje, wederom hetzelfde, uit angst dat ik anders een te zware stick zou hebben en anders zou gaan spelen. Dat zat er al van jongs af aan al in.
Altijd als we gezamenlijk de warming-up gedaan hadden legde ik altijd 5 pucks op een rijtje en ik had altijd drie sticks en die waren genummerd.
Wat is je het meest bijgebleven van de warming-up?
Altijd als we gezamenlijk de warming-up gedaan hadden legde ik altijd 5 pucks op een rijtje en ik had altijd drie sticks en die waren genummerd op de top met 1 ,2 en 3. En dan begon ik met 1 en dan moesten de 5 pucks richting de kruis (kruising) en soms ging het goed en dan ging ik naar 2 en als dat niet goed ging dan pakte ik stick nummer 3. Als dat niet lekker ging.. ja dan was het wel even herpakken en dan toch proberen om goed te eindigen. Ik had er niet per se moeite mee maar het zat wel volledig in mijn systeem.
En even terug naar je zoon, en het moment dat je samen met je zoon op het ijs stond. Hoe was dat voor je?
Het is voor mij emotioneel, mijn zoon heeft dus ook op het hoogste niveau geijshockeyd en zijn moeder kwam toen ter overlijden. Veel te jong. En op de dag van de crematie zouden we een training hebben, ik vertelde hem dat hij niet hoefde te komen: “Je mag zelf beslissen.” Hij is toen toch gaan trainen en kreeg veel lieve reacties van zijn medespelers. Hij was na afloop leeg. Dat vind ik het mooie van sport. Mensen kunnen makkelijk zeggen dat ze er geen tijd voor hebben, maar er is altijd tijd te vinden. Wil je sporten, vind tijd! Het heeft mij zoveel rust gegeven.
Als ik er zo over praat word ik emotioneel. Het is zo, maar ik heb er zelf moeite mee gehad ook toen ik afscheid moest nemen van de moeder van mijn zoon en mijn ex-vrouw, ze is mijn eerste grote liefde geweest. Ik verloor ook nog mijn vader te vroeg, hij was 68 en heeft niet van zijn pensioen kunnen genieten. Dat zijn ook weer van die dingen die in mijn leven voorbij zijn gekomen. Inmiddels is het alweer 20 jaar geleden, dus hij heeft me gelukkig nog kunnen zien spelen toen ik op 41 jarige leeftijd terug kwam in het Nederlands team. Hij was ziek, heeft het lang kunnen rekken, maar ja..
Het leuke is, mijn vader is ook een mooi verhaal. Ik sta in het boek, de top 500 beste sporters van de vorige eeuw. Drie ijshockeyers, waaronder ik, in de buurt bij Bergkamp en de Boer enz. en dat boek werd gelanceerd, mijn vader geloofde het niet. Daar zijn we wel nog samen heen gegaan, dat vond hij prachtig.
Succesfactoren en de Olympische Spelen van 1980
Een combinatie van een paar talentvolle Nederlandse ijshockeyers en Nederlandse Canadezen. Dat was een gelukje en daarmee deden wij het goed in de twee jaar voorafgaand aan de spelen. Dat was ook een beetje de start van het hoogtepunt van het ijshockey in Nederland. Ik denk dat toen de Nederlandse-ijshockeybond daar niet adequaat op heeft gereageerd. Naar aanleiding van onze successen zijn er meer jongens gaan ijshockeyen en dat was ook een hele goede generatie. Er kwamen ook veel ijsbanen bij in Nederland in die jaren, maar er is te weinig mee gedaan. Zonde.
Wat vind jij belangrijk bij het ontwikkelen van talent binnen ijshockey?
Wat ik denk is dat de jeugd van 12, 13, 14 jaar gewoon lekker veel wedstrijden moeten spelen. Misschien is daar een bepaalde modus in te vinden om dit te organiseren. De ouders van de ijshockeyers vinden het geen probleem om te reizen. Er is altijd wel een ijsbaan waar je misschien zou kunnen trainen of vrij zou kunnen schaatsen. Zelf was ik in de herfst- en kerstvakantie altijd op de ijsbaan te vinden en nu trainen de kinderen maximaal drie keer in de week en dat is het dan. Ik wil niet iedereen over een kam scheren, maar er zijn kinderen die er wel heel veel voor over hebben. Ik denk dat er ook meer samenwerkingen kunnen ontstaan tussen regio clubs, dat kinderen samen kunnen trainen.
In mijn ogen zijn er vier regio’s in Nederland te onderscheiden. Wanneer we ons daar ook meer zouden focussen dan kunnen we ook in die regio’s meer centraal aanbieden. Dan kan je de regio’s ook elk kwartaal bij elkaar brengen om tegen elkaar te oefenen en met elkaar te trainen. Zo komen de beste jongens en meiden bovendrijven en ook die het graag willen. Ik denk dat er meerdere voordelen zitten aan dit model. Het is dan ook heel belangrijk dat de spelers van het nationale team aanwezig zijn, als een soort rolmodellen. Het moet gaan leven, ze moeten het gaan geloven. Het plezier moet altijd centraal blijven staan, als je dat kwijtraakt is het gauw klaar. Helaas heb ik dat te vaak om mij heen zien gebeuren.
Altijd als we gezamenlijk de warming-up gedaan hadden legde ik altijd 5 pucks op een rijtje en ik had altijd drie sticks en die waren genummerd.
Hoe behoud je motivatie?
Elk zomer stelde ik mezelf opnieuw een doel. Ook bijvoorbeeld een marathon uitlopen, ik wilde die pijn voelen, ik moest dat een keer meemaken. Na elk seizoen deed ik altijd twee weken helemaal niks, om mijn lichaam de tijd te geven om te ontgiften. De ‘zin’ kwam dan ook abrupt weer terug. Ik had altijd weer erg veel zin om te beginnen.
Wie ben je het meest dankbaar van je tijd als ijshockeyer?
Overduidelijk mijn ouders. Ik kom uit een warm nest, ze ondersteunden mij en gaven mij de vrijheid die ik nodig had om te ontdekken. Ook de vrijheid van plezier. Ik was in hun ogen ook nooit een talent, ik moest het vooral leuk hebben en vrienden kunnen maken. Dat is altijd leidend geweest.
Ik kijk ernaar uit om met jullie komend seizoen aan de slag te gaan. Ik kan nog een hoop bijleren op mentaal vlak en daarom ben ik Theo ook ontzettend dankbaar dat hij dit heeft geregeld voor ons.
Wil je weten hoe YAAP sporters als Ron helpt?
Inschrijven
nieuwsbrief
Blijf op de hoogte van de nieuwste blogs van YAAP en schrijf je in voor de nieuwsbrief